Chapter 1 Ontmoetingen met Jezus (1)
| Gemeente | Datum |
|---|---|
| CG De Bron Bodegraven | 2020-10-08 |
Drie studies over ontmoetingen met Jezus.
Vraag: welke ontmoeting met Jezus denk jij aan als je dit thema hoort?
Vraag: hoe heb jij Jezus ontmoet?
1.1 Studie 1: Johannes 1
Vier evangelieen, beschrijvingen van het leven van Jezus.
Doel: Jezus leren kennen. Johannes 20: 30-31
Doel andere evangelieschrijvers komt daarmee overeen (Lucas is specifiek in zijn doelstelling, zie Lucas 1: 1-4)
Hoe introduceren de evangelisten Jezus?
- Mattheus; geslachtsregister; Zoon van David, Zoon van Abraham; doorgaande lijn van Gods handelen
- Lukas; Elisabeth en Zacharias; Maria; profetische lofzangen van Zacharias en Maria; plaatst Hem in de doorgaaande lijn van Gods handelen
- Markus; begint met de Jesaja profetie van de stem in de woestijn die roept ‘Bereidt de weg van de Heer’
En Johannes?
1 In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.
2 Dit was in den beginne bij God.
3 Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is.
Johannes neemt ons met de eerste woorden mee terug naar Genesis 1: 1.
Spreuken 8: 22; de wijsheid is geschapen voor al het andere;
‘Zoals wanneer een kasteel gebouwd wordt, gekeken wordt in allerlei boeken om te ween hoe dat rte doen, zo keek De Eeuwige in de Torah en schiep de wereld.’ (Bereshis Rabba 1: 1; aangehaald in Artscroll Tenach Mishlei bij 8: 22)
De Joodse overlevering zegt ook dat een aantal zaken aan de schepping vooraf gingen (over aantal is geen eenduidigheid); o.a. wordt genoemd dat de Torah en de Naam van de Messias. Zie Artscroll Tenach Mishlei bij 8: 22)
Johannes lijkt deze gedachte op te pakken.
Logos (Woord) is geen Grieks filosofisch begrip, maar verwijst naar Wijsheid uit Spreuken 8: 22.
Johannes introduceert zo Jezus (20: 30-31) als Gods Wijsheid, die van voor de schepping bestaat. Denk ook aan uitspraken van Jezus in het Johannes evangelie als ‘eer Abraham was, Ik ben’.
-ειπεν– αυτοις- ιησους- αμην- αμην- λεγω– υμιν- πριν- αβρααμ- γενεσθαι– εγω- ειμι– (8: 58)
4 In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen;
5 en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen.
De begrippen ‘leven’ en licht’ bepalen ons opnieuw bij de geschiedenis van de schepping, Genesis 1. Begrippen die ook later in het evangelie terugkomen en betrokken worden op Jezus Messias (het brood des levens H6, het licht der wereld H8).
Licht en duisternis, begrippen die belangrijk zijn in Genesis 1 en die bij Johannes nog al eens terugkomen.
κατελαβεν -κατα–λαμβανω gegrepen: overdrachtelijk, vatten met de geest, dat is begrijpen (Harting)
De duisternis heeft het licht niet gepakt.
6 Er trad een mens op, van God gezonden, wiens naam was Johannes;
7 deze kwam als getuige om van het licht te getuigen, opdat allen door hem geloven zouden.
8 Hij was het licht niet, maar was om te getuigen van het licht.
Dit gaat over Johannes de Doper.
9 Het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld.
10 Hij was in de wereld, en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend.
11 Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen.
12 Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven; 13 die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn.
Hier komt Johannes met waar het hem omgaat (20: 30-31); zijn lezers overtuigen Het Woord aan te nemen. Merk op, dat de naam Jezus nog niet gevallen is.
vs 12; aannemen (λαμβανω-)
macht = volmacht
in Zijn Naam geloven; geloven in de bijbel is vertrouwen; maar wat is die Naam dan?
14 Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid.
15 Johannes heeft van Hem getuigd en heeft geroepen, zeggende: Deze was het, van wie ik zeide: Die na mij komt, is vóór mij geweest, want Hij was eer dan ik.
16 Immers uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade;
17 want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen.
vs 14
Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons Zijn tent opgeslagen; verwijzing naar de tabernakel; tabernakel: God woont temidden van Zijn volk en trekt met hen op; een loofhut wordt ook een tent/ tabernakel genoemd (vgl. Engelse feast of tabernacles)
Zijn heerlijkheid; ook zo’n beladen begrip uit het OT (kavod); zie o.a. Ex. 33: 22
genade en waarheid; chesed we emet; begrippen die op God betrekking hebben; o.a. in Ex. 34: 6; de combinatie chesed we emet komt in de Psalmen 15 keer voor (bijv. Ps. 25: 10; 117; zoek op strongs 02617 & 0571)
vs 15;
Johannes de Doper; Hij was eer dan ik, ziet op het Woord dat van eeuwigheid bestaat; het ‘is voor mij geweest’ kan betekenen hoger in rang, want wat eerder was, staat in Joods denken hoger dan wat later komt
vs 16
>-οτι- εκ- του- πληρωματος- αυτου- ημεις- παντες- ελαβομεν– και- χαριν- αντι- χαριτος-
vs 17;
>οτι- ο- νομος- δια- μωυσεως- εδοθη– η- χαρις- και- η- αληθεια- δια- ιησου- χριστου- εγενετο–
Geen tegenstelling tussen de wet van Mozes en de genade en de trouw die door Jezus zijn geworden.
Hier valt de Naam Jezus Christus, hier krijgt het Woord een Naam, hier krijgt het Licht een Naam.
Hier vindt de ontmoeting van de lezer met Jezus Messias plaats.
18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen.
Opnieuw een verwijzing naar Ex. 33 en 34, de verschijning van Gods heerlijkheid aan Mozes.
19 En dit was het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem priesters en Levieten tot hem zonden om hem te vragen: Wie zijt gij?
20 En hij beleed en ontkende het niet; en hij beleed: Ik ben de Christus niet.
21 En zij vroegen hem: Wat dan? Zijt gij Elia? En hij zeide: Ik ben het niet. Zijt gij de profeet? En hij antwoordde: Neen.
22 Zij zeiden dan tot hem: Wie zijt gij? Wij moeten toch antwoord geven aan hen, die ons gezonden hebben; wat zegt gij van uzelf?
23 Hij zeide: Ik ben de stem van een die roept in de woestijn: Maakt recht de weg des Heren, gelijk de profeet Jesaja gesproken heeft.
‘De Joden uit Jeruzalem’. Zie Stern die hier Judeers vertaalt en een heel artikel besteed aan de betekenis van het gebruikte Griekse woord in het NT.
Het evangelie van Johannes wordt wel eens aangeduid als een antisemitische tekst, terwijl het duidelijk is dat met het woord Joden, niet alle Joden zijn bedoeld; Jezus en ijn volgelingen waren zelf immers Joods.
Priesters en Levieten uit Jeruzalem komen bij Johannes.
Vergelijk het antwoord van de discipelen aan Jezus in Mattheus 16.
En vergelijk het begin van het Markus.
24 En er waren sommigen afgezonden uit de Farizeeën.
25 En zij vroegen hem en zeiden tot hem: Waarom doopt gij dan, indien gij de Christus niet zijt, noch Elia, noch de profeet?
26 Johannes antwoordde hun en zeide: Ik doop met water; midden onder u staat Hij, van wie gij niet weet,
27 Hij, die na mij komt, wiens schoenriem ik niet waardig ben los te maken.
28 Dit geschiedde te Betanië over de Jordaan, waar Johannes doopte.
Let op de plaatsbepaling. In het overjordaanse (vermoedelijk ter hoogte van Jericho; onlangs is daar een doopcentrum gemaakt bekostigd door de Jordaanse koning).
29 De volgende dag zag hij Jezus tot zich komen en zeide: Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.
De echte introductie van Jezus Messias.
Hier lig een link naar de binding van Isaak in Genesis 22, naar Jesaja 53, naar de offers die in de tempel werden gebracht, i.h.b. op Grote Verzoendag
30 Deze is het, van wie ik zeide: Na mij komt een man, die vóór mij geweest is, want Hij was eer dan ik.
31 En zelf wist ik niet van Hem, maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom kwam ik dopen met water.
Het doel van Johannes: Israel bekend maken met Zijn Messias.
32 En Johannes getuigde en zeide: Ik heb aanschouwd, dat de Geest nederdaalde als een duif uit de hemel, en Hij bleef op Hem. 33 En ik kende Hem niet, maar Hij, die mij gezonden had om te dopen met water, die had tot mij gezegd: Op wie gij de Geest ziet nederdalen en op Hem blijven, deze is het, die met de heilige Geest doopt. 34 En ik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is.
Vs 34 is de samenvatting van Johannes’ inleiding. Zie opnieuw 20: 30-31.
35 De volgende dag stond Johannes daar weer met twee van zijn discipelen.
36 En toen hij Jezus zag gaan, zeide hij: Zie, het lam Gods!
37 En de twee discipelen hoorden hem dat zeggen en volgden Jezus.
38 Maar Jezus keerde Zich om en zag, dat zij Hem volgden, en Hij zeide tot hen:
39 Wat zoekt gij? Zij zeiden tot Hem: Rabbi – wat, vertaald, wil zeggen: Meester –, waar houdt Gij verblijf?
40 Hij sprak tot hen: Komt en gij zult het zien. Zij kwamen dan en zagen, waar Hij verblijf hield, en zij bleven die dag bij Hem; het was omstreeks het tiende uur.
De eerste volgelingen en spreken Hem aaan met Rabbi. Dit is de titel die Hij in Johannes vaker krijgt. Jezus het vleesgeworden woord heeft de gestalte van een mens aangenomen; heeft onder ons als Joodse Rabbi gewoond.
Johannes de Doper wijst twee van zijn leerlingen op Hem en prompt is hij ze kwijt, want ze volgen Jezus.
Eerste woorden van Jezus in het evangelie naar Johannes zijn de woorden tot deze twee, Andreas en (vermoedelijk) Johannes, “wat zoek je?”. Joods als ze zijn, stellen ze een tegenvraag “waar verblijft u?”. Met andere woorden, waar kunnen wij U vinden? Waar kunnen wij naar u als Rabbi komen luisteren? En Jezus antwoord is “kom en zie”. En dan is de tekst heel summier: “zij komen, zien waar Hij verblijft en zij verblijven bij Hem die dag.” Een dag die hun leven veranderd heeft, dat blijkt uit het vervolg. Johannes weet zelfs te melden hoe laat dit gebeurde; zoals sommigen dag en uur van hun bekering precies kennen. Deze beschrijving roept de vraag op wat ze gezien hebben, want de tekst vermeldt het niet. Maar dat het levensveranderend is geweest, dat is zeker.
41 Andreas, de broeder van Simon Petrus, was een van de twee, die het van Johannes gehoord hadden en Hem gevolgd waren;
42 deze vond eerst zijn broeder Simon en zeide tot hem: Wij hebben gevonden de Messias, wat betekent: Christus.
En wat ook zeker is, is dat deze ontmoeting iets in gang zet. Andreas vindt zijn broer Simon (Petrus) en zegt Hem de Messias gevonden te hebben. Mooi is dat verwoord toch. Jezus vroeg: wat zoekt u? Daar konden ze niet echt een antwoord op geven. Maar ze weten wel wie ze gevonden hebben, de Messias. Alsof de tekst duidelijk maakt, dat Jezus de vraag wat zij zochten voor hen beantwoord heeft. Mooie gedachte, Jezus weet waar je ten diepste naar op zoek bent, naar Hem de Messias, de Gezalfde van God.
43 Hij leidde hem tot Jezus. Jezus zag hem aan en zeide: Gij zijt Simon, de zoon van Johannes, gij zult heten Kefas, wat vertaald wordt met Petrus.
44 De volgende dag wilde Hij naar Galilea vertrekken en Hij vond Filippus. En Jezus zeide tot hem: Volg Mij.
45 Filippus nu was uit Betsaïda, de stad van Andreas en Petrus.
46 Filippus vond Natanaël en zeide tot hem: Wij hebben Hem gevonden, van wie Mozes in de wet geschreven heeft en de profeten, Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret.
47 En Natanaël zeide tot hem: Kan uit Nazaret iets goeds komen? Filippus zeide tot hem: Kom en zie.
Simon wordt bij Jezus gebracht; en Jezus blijkt ook hem te kennen.
De volgende dag vindt Jezus Filippus en roept Filippus op Hem te volgen (in de gebiedende wijs). Filippus volgt Jezus en herkent Hem als de in de Tenach beloofde Messias. Hoe hij hem als zodanig herkent, wordt ons niet meegedeeld. Wel dat Filippus Natanael vindt: “Wij hebben Hem gevonden van wie Mozes in de wet geschreven heeft evenals de profeten. Jezus,de zoon van Jozef, uit Nazaret.” Zoals gezegd, het evangelie speelt zich af in de bedding va de Tenach. Natanael is niet overtuigd, kan uit Nazareth iets goeds komen? Waar wij bij Simon en Filippus geen tegenwerpingen horen, horen wij die bij Natanael wel. Kan uit Nazareth iets goeds komen? Nu kunnen wij Natanael beschuldigen van vooroordelen, alsof hij zoiets zegt als kan uit Loosduinen (of Lunteren of …) iets goeds voortkomen? Maar waarschijnlijker is, dat hij hier een punt heeft.
Filippus heeft het over Degene van wie Mozes en de profeten gesproken hebben, maar over Nazareth heeft Mozes het niet, evenmin als de profeten. Dus zo gek is dat antwoord van Natanael niet. Eerder een eerlijk antwoord. Je kunt er ook een verzuchting in horen. Kijk, Filippus spreekt tegen Natanael over Degene waarvan Mozes en de profeten gesproken hebben. Het zegt iets over Natanael, dat Filippus dit argument gebruikt. Je proeft in die woorden een verlangen van Natanael naar Deze waarvan Mozes en de profeten gesproken hebben. En zijn nuchtere constatering is, dat komen uit Nazareth, niet past bij het op de bijbel ge-ente verwachtingspatroon van deze Beloofde. Wist hij of Filippus veel van de geboorte in Bethlehem. Natanael had theologisch gelijk. En wat antwoordt Filippus: Kom en zie. De woorden waarmee die eerste twee uitgenodigd werden door Jezus toen ze vroegen waar Hij verbleef. En het mooie is dat Natanael aan die oproep gehoor geeft. Wellicht het beste getuigenis dat er is, kom en zie. Maak zelf kennis met Jezus.
48 Jezus zag Natanaël tot Zich komen en zeide van hem: Zie, waarlijk een Israëliet, in wie geen bedrog is!
49 Natanaël zeide tot Hem: Vanwaar kent Gij mij? Jezus antwoordde en zeide tot hem: Eer Filippus u riep, zag Ik u onder de vijgeboom.
50 Natanaël antwoordde Hem: Rabbi, Gij zijt de Zoon van God, Gij zijt de Koning van Israël!
51 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Omdat Ik tot u gezegd heb: Ik zag u onder de vijgeboom, gelooft gij? Gij zult grotere dingen zien dan deze.
52 En Hij zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg ulieden, gij zult de hemel open zien en de engelen Gods opstijgen en nederdalen op de Zoon des mensen.
Jezus ziet Natanael komen en blijkt hem te kennen voordat ze kennis gemaakt hebben: “waarlijk een Israeliet in wie geen bedrog is.” Een echte zoon van Israel. Wat Natanael in deze woorden gehoord heeft, weten wij niet. Maar hij heeft zichzelf daarin herkend en weet zich door Jezus gekend. Misschien vraagt u zich af hoe dat kan in zo’n zinnetje. Nu weten wij niet of het gesprek langer geweest is dan wat Johannes heeft opgeschreven, maar zelfs als dat niet het geval is. Misschien heeft Natanael zichzelf herkend in de worsteling van Jakob. Of wist hij zich een echte Israeliet omdat de hoop op de God van Israel, kenmerk van een echte zoon van Israel, hem op de been hield. Hoe dan ook, Hij weet zich door Jezus gekend, nog voordat ze kennis hebben gemaakt: Vanwaar kent U mij? Wat is dit een mooi gesprek aan het worden!! Voordat Filippus u zag, was je door Mij gezien onder de vijgeboom Natanael. Wat zoekt een mens nog meer dan dat hij door Jezus gezien is. En met dat onder de vijgeboom, ook wel beeld van Israel in de bijbel, wordt nog eens benadrukt dat Jezus een Israeliet gezien heeft in Natanael. De vijgenboom is ook de plek voor meditatie, zitten onder de vijgenboom is beeld van leven onder Gods genade en zegen. Ook hier weten wij niet wat Natanael zo trof in deze woorden, maar wel dat ze hem in zijn hart raakten en hem tot de erkenning brengen: U bent de Zoon van God, U bent de Koning van Israel. Deze echte zoon van Israel die gehoor geeft aan de oproep van Filippus om te komen en te zien, ontmoet hier Degene waar hij zo naar uitgezien heeft. En het zal niet anders zijn geweest dan bij Petrus als hij Jezus als Messias erkend, vlees en bloed heeft je dit niet geopenbaard Natanael, maar de Vader in de hemelen. Vraag: is dit ook jouw belijdenis, U bent de Zoon van God, U bent de Koning van Israel? Inclusief het tweede deel?
Jezus spreekt dan over grotere dingen die Natanael en de anderen mogen zien, de hemel geopend en engelen opklimmen en neerdalen op de Zoon des mensen. Nog maar net hebben wij uit Natanaels mond de belijdenis gehoord, U bent de Zoon van God, of Jezus spreekt over Zichzelf als de Zoon van de mens. En komt dan met een beeld dat wij kennen uit het OT, engelen klimmen op en dalen neer. Opnieuw zijn wij bij de geschiedenis van Jakob, op de vlucht voor zijn broer legt hij zich, nadat de zon was ondergegaan, te ruste in Betel. En dan krijgt hij die droom van die ladder en die engelen die daarlangs opklimmen en neerdalen. Engelen zorgen voor hem, klimmen voor hem op naar de hemel, zij waren dus al bij hem, en dalen vanuit de hemel naar hem af. En Jakob ontvangt de belofte van Gods bescherming, al is de zon ondergegaan. Die ladder staat symbool voor de hoop van Jakob, van Israel, ook in de donkere tijden. En Jezus betrekt dit beeld uit Genesis op Zichzelf, je zult engelen zien opstijgen en neerdalen op de Zoon des mensen. Deze Zoon van God, deze Koning van Israel, is ook de Zoon van de mens, die de verbinding is tussen aarde en hemel. Opgericht op aarde, vanuit de hemel. Zo laat Johannes in het eerste hoofdstuk in de eerste plaats Israel, en daarnaast ook ons die de God van Israel zijn gaan dienen, kennis maken met Jezus Messias, de Zoon van God, de Mensenzoon, vanuit de hemel op aarde gekomen als die ladder uit Genesis, de hoop voor de zonen van Israel, die aarde in contact brengt met een geopende hemel.
Wat een ontmoeting heeft Natanael hier met Jezus. Ingaand op de uitnodiging ‘kom en zie’, ontmoet hij Degene die Hem al kent voor de kennismaking, ontmoet hij Degene waar hij in zijn diepste binnenste naar op zoek was onder zijn vijgeboom.
En weet je, wat Natanael hier overkomt, is voor iedere zoeker weggelegd. Ook voor u, die worstelt met levensvragen, geloofsvragen, de moeiten van het leven. Vandaag de uitnodiging: kom en zie. Open Zijn Woord, kom met je vragen en luister naar Hem die jou kent, nog voordat je je hebt voorgesteld.
Samenvattend
Het eerste waar Johannes dus geen misverstand over laat bestaan is dat het evangelie zich af speelt in de bedding van de Tenach, om die woorden nog maar eens te gebruiken.
Het tweede waar hij ook vanaf het begin geen misverstand over laat bestaan, is over wie de Hoofdpersoon is, Jezus Christus:
- Het waarachtige licht dat ieder mens verlicht, komende in de wereld (vs 9)
- Degene die hen die Hem aannemen, volmacht geeft, kind van God te worden (vs 12)
- Het Woord dat mens geworden, vol van genade en waarheid (vs 14)
- Degene die ons God doet kennen (vs 18)
- Het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt (vs 29)
- Degene die met de Heilge Geest doopt (vs 33)
- De Zoon van God (vs 34)
- Rabbi (vs 38)
- de Messias, dat is de Christus (vs 45)
- De Koning van Israel (vs49)