Leefomstandigheden inwoners met een Antilliaanse achtergrond in Den Haag

Rapport

Esther Horrevorts, Hans Bellaart

september 2018

Inleiding

In een eerdere publicatie van Kennisplatform Integratie & Samenleving kwam een zorgelijk beeld naar voren van de leefomstandigheden van kinderen met een Antilliaanse- of Arubaanse achter-grond in Nederland (Tierolf 2017Tierolf, Steketee, B. 2017. Feiten & Cijfers: Leefomstandigheden van Kinderen Met Een Migratieachtergrond. Utrecht: Kennisplatform Integratie & Samenleving/Verwey-Jonker Instituut.).

Het was opvallend dat kinderen met een Antilliaanse achtergrond, vergeleken met jeugd van ande-re herkomst, het hoogst scoren op de risico’s op armoede, eenoudergezinnen, jeugdwerkloosheid en gebruik jeugdhulp. Er zijn grote verschillen in de leefomstandigheden waarin kinderen zonder en met een migratieachtergrond opgroeien. Het maakt uit in welke wijk je opgroeit. Jeugdigen met een Antilliaanse achtergrond wonen vaker in de slechtere, kansarme wijken en voelen zich daar minder veilig. Ondanks de gemiddelde slechtere leefomstandigheden doet een deel van de Antilli-aanse jongeren het wel goed in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Het opleidingsniveau van deze jongeren stijgt gestaag, maar al met al is het beeld dat de leefomstandigheden van een rela-tief groot deel van de inwoners met een Antilliaanse achtergrond niet zo rooskleurig zijn.

Actieve organisaties voor en door Antilliaanse Nederlanders in Den Haag, HAAB en OCAN hebben Kennisplatform Integratie & Samenleving verzocht om de situatie in Den Haag in kaart te brengen. Dit zou kunnen dienen als een voorbeeld voor andere gemeenten. Deze organisaties willen graag meer inzicht krijgen in de specifieke problemen en de kansen om daar nieuwe projecten voor te ontwikkelen. Zij willen als zelforganisaties zich versterken en samen met anderen de maatschappe-lijke situatie van veel Antilliaanse Nederlanders verbeteren.

Voorliggend factsheet hoopt aan de vraag van HAAB en OCAN te voldoen. Op een groot aantal thema’s zijn kerncijfers verzameld. Bij ieder beeld wordt uitleg gegeven en een korte verklaring van de mate waarin de cijfers van bepaalde groepen verschillen van elkaar en van het gemiddelde in Nederland.

Antilliaanse Nederlanders in Den Haag

Inwoners Nederland
Nederland telt in 2017 17.081.507 inwoners. Veruit de grootste groep inwoners heeft een Neder-landse achtergrond (77,4%), gevolgd door de groep westerse migranten (9,9%). Met een aantal van ruim 150.000 inwoners, vormen de Antilliaans-Nederlandse inwoners een kleine groep in Neder-land (0,9%).

Fig. 1: Inwoners Nederland

Fig. 1: Inwoners Nederland

Inwoners Den Haag
Het aantal inwoners met een Antilliaanse achtergrond in Den Haag is hoger dan gemiddeld in Ne-derland. In 2017 telt Den Haag 525.882 inwoners. Daarvan hebben 12.741 inwoners een Antilliaanse achtergrond (2,4%).

Fig 2: Inwoners Den Haag

Fig 2: Inwoners Den Haag

Vergelijking G4-steden
Van de andere drie grote steden (Amsterdam, Rotterdam en Utrecht) heeft Rotterdam ook relatief een grote populatie Antilliaans-Nederlandse inwoners. Van alle Rotterdamse inwoners, heeft 3,9% een Antilliaanse achtergrond. In Amsterdam heeft 1,5% een Antilliaanse achtergrond en in Utrecht slechts 0,8%.

Verdeling naar wijken in Den Haag
Wanneer we kijken naar wijkniveau, zijn daar ook grote verschillen in te zien. De wijk Binckhorst is de wijk met relatief het hoogste aantal Antilliaans-Nederlandse inwoners (12,1%). Dit is echter ook een kleine wijk, waardoor percentages snel hoog uitvallen. Kijken we naar absolute aantallen, dan hebben de wijken Stationsbuurt (8,4%), Laakkwartier (4,8%) en Moerwijk (4,8%) het hoogste aan-tal Antilliaans-Nederlandse inwoners (Buurtmonitor Den Haag, 2017).

Leeftijdsopbouw

Fig. 3: Leeftijdsopbouw Den Haag

Fig. 3: Leeftijdsopbouw Den Haag

In Den Haag valt de grootste groep inwoners in de leeftijdscategorie 20-44 jaar (37%). Bijna de helft van de Antilliaans-Nederlandse inwoners is tussen de 20-44 jaar oud. Bij de inwoners met een Ne-derlandse achtergrond ligt dit percentage rond de 30%. Het aantal kinderen en jeugdigen (0-19 jaar) van inwoners met een Antilliaanse achtergrond volgt de lijn van het totale aantal inwoners in Den Haag. Het aantal ouderen is echter weer lager dan gemiddeld. Ditzelfde geldt ook voor oudere inwoners met een Marokkaanse of Turkse achtergrond.

Percentage eenoudergezinnen Den Haag en Rotterdam, 2017

Achtergronden Den Haag Rotterdam
Nederlands 6,9 6,1
Surinaams-Nederlands 18,1 22,3
Antilliaans-Nederlands 17,2 23,9
Turks-Nederlands 13,1 13,7
Marokkaans-Nederlands 12,2 15,2
Overig niet-westers 11,9 13,6
Westers 7,3 8,7
Totaal 9,4 10,6

Eenoudergezinnen
Het aantal éénoudergezinnen in Den Haag is onder inwoners met een migratieachtergrond het hoogst. Inwoners met een Surinaamse en Antilliaanse achtergrond hebben het hoogste percenta-ge éénoudergezinnen (18,1% en 17,2%). Gemiddeld ligt dit percentage in Den Haag een stuk lager, op 9,4%. Ook Rotterdam, een stad met tevens relatief veel Antilliaanse-Nederlanders, heeft een hoog percentage éénoudergezinnen onder de inwoners met een migratieachtergrond. En ook hier valt op dat het percentage éénoudergezinnen het hoogst is onder de inwoners met een Antilliaan-se of Surinaamse achtergrond (23,9% en 22,3% respectievelijk).

Mogelijke verklaringen Het feit dat éénoudergezinnen veelvuldig voorkomen bij gezinnen met een Antilliaanse achter-grond, kan verklaard worden door de man-vrouw relatie in Antilliaanse gezinnen. Zo heeft het krijgen van kinderen onder Antillianen historisch gezien geen sterke koppeling met samenwonen of trouwen in vergelijking tot gezinnen met een Nederlandse achtergrond (Distelbrink 2011Distelbrink, S., M. & Ketner. 2011. “Vaderschap Is Geen Playstation.” Pedagogiek 31 (1).). Een tweeoudergezin is voor velen wel een ideaal, maar – met name in de lagere klasse – wordt dat niet altijd gerealiseerd. Deels staan moeders ervan begin af aan al alleen voor en kiezen ze er ook minder snel voor om, nadat ze uit elkaar zijn gegaan, opnieuw te gaan samenwonen met een nieuwe partner (Distelbrink 2000Distelbrink, M. 2000. Opvoeden Zonder Man. De Opvoeding En Ontwikkeling in Creools-Surinaams Een- En Tweeoudergezinnen in Nederland. Assen: Van Gorcum.).

Opleidingsniveau en Onderwijs

Opleidingsniveau Den Haag
Onder alle inwoners van Den Haag heeft 45% een hoog, 31% een middelbaar en 24% een laag op-leidingsniveau. Hier zitten echter verschillen in naar herkomstgroep. Van de Antilliaans-Nederlandse inwoners heeft bijna de helft een middelbaar opleidingsniveau en ruim een kwart een hoog opleidingsniveau. Inwoners met een Marokkaanse en Turkse achtergrond hebben het hoogste aandeel met een laag opleidingsniveau (45% en 46%). Inwoners met een Nederlandse of westerse achtergrond hebben het hoogste aandeel met een hoog opleidingsniveau (52% en 57%).

Fig 4: Opleidingsniveau Den Haag

Fig 4: Opleidingsniveau Den Haag

Opleidingsniveau Nederland Ook in Nederland heeft bijna de helft van de Antilliaanse-Nederlanders een middelbaar oplei-dingsniveau (46%). Dit komt overeen met de cijfers in Den Haag. Een verschil is dat landelijk gezien een derde van de inwoners met een Antilliaanse achtergrond een laag opleidingsniveau heeft, en ongeveer een vijfde een hoog opleidingsniveau. In Den Haag heeft een kwart een laag opleidings-niveau en ongeveer een derde juist een hoog opleidingsniveau.

Fig 5: Opleidingsniveau Nederland

Fig 5: Opleidingsniveau Nederland

Voortijdig Schoolverlaten
Het schooljaar 2011-2012 telde in totaal 1.600 vroegtijdige schoolverlaters (VSV’ers) in Den Haag, wat neerkomt op een gemiddelde van 4,9%. Het grootste percentage schoolverlaters is onder jon-geren met een Antilliaanse achtergrond (9,2%). Rotterdam heeft in 2014 een iets hoger percentage VSV’ers (5,4%), en ook hier hebben de Antilliaans-Nederlandse scholieren het hoogste percentage VSV’ers (7,4%).

Mogelijke verklaringen Leerlingen met een migratieachtergrond verlaten school vaker vroegtijdig dan leerlingen met een Nederlandse achtergrond. Dit geldt met name voor jongeren met een Antilliaanse achtergrond. Vaak zijn deze jongeren hun onderwijsloopbaan al gestart met een taalachterstand, doordat zij de Nederlandse taal onvoldoende beheersen (Meeng, 2008) en deze ook niet altijd thuis gesproken wordt (Holter, 2014). Deze achterstanden worden tijdens hun onderwijsloopbaan onvoldoende ingelopen, waardoor zij groter risico hebben op vroegtijdig schoolverlaten (Meeng 2008Meeng, C. 2008. “Traha Brug Ii: Onderzoek Naar de Aanpak van Antilliaanse En Arubaanse Risicojongeren in de Gemeente Den Haag in de Periode 2005-2008.” Master’s thesis, Universiteit van Leiden.).

Ook de samenstelling van het gezin vormt een risicofactor. Zo lopen kinderen uit éénoudergezin-nen meer risico op voortijdig schoolverlaten (Traag 2008Traag, R.W., T. & Van der Velden. 2008. Early School-Leaving in the Netherlands. The Role of Student-, Family- and Schoolfactors for Early School-Leaving in Lower Secondary Education. Maastricht: Research Centre for Education; the Labour Market.). De verklaring die hier-voor wordt gegeven is dat kinderen uit éénoudergezinnen minder sociale interactie hebben, aan-gezien maar één ouder beschikbaar is. Dit betekent dat deze kinderen minder van de hulpbronnen van hun ouders kunnen profiteren, wat de kans op schoolverlaten vergroot. En zoals ook blijkt uit hoofdstuk 2, zijn er relatief veel éénoudergezinnen onder Antilliaanse-Nederlanders.

Werk en inkomen

Werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden in Den Haag
In Den Haag is 7,1% van de beroepsbevolking tussen de 15 en 64 jaar werkzoekend. Het hoogste percentage werkzoekenden zien we terug bij de inwoners met een Marokkaanse en Antilliaanse achtergrond (respectievelijk 12,9% en 12,4%) (tabel 2).

Ook het aandeel uitkeringsgerechtigden in de leeftijdscategorie 15-64 jaar is onder Antilliaans-Nederlandse inwoners hoog. Onder de jongere inwoners (15-24 jaar) in Den Haag is gemiddeld 2,3% uitkeringsgerechtigd. Bij Antilliaans-Nederlandse inwoners ligt dit op 4,2%. Kijken we in figuur 2 naar de ouderen (55-64 jaar) dan is het verschil ten opzichte van het gemiddelde nog veel groter (9,8% om 26,3%).

Aantal minimahuishoudens Den Haag
In 2011 zijn er in totaal 43.810 huishoudens in Den Haag met een inkomen tot maximaal 110% van het wettelijk sociaal minimumloon (WSM). Ruim een derde van deze huishoudens, bestaat uit per-sonen met een migratieachtergrond. Kijken we naar cijfers van de herkomst van inwoners van Den Haag, dan valt op dat inwoners met een niet-westerse achtergrond oververtegenwoordigd zijn in de minimahuishoudens, dan je op basis van hun aandeel in de bevolking mag verwachten. Van alle inwoners in Den Haag heeft 2,4% een Antilliaanse achtergrond. Echter vormen zij 5% van de mini-mahuishoudens.

Aantal kinderen in minimahuishoudens in Den Haag
In 2015 groeiden 23.857 kinderen in Den Haag op in een minimahuishouden. Hierover zijn echter geen cijfers beschikbaar naar herkomst. Kijken we naar cijfers uit 2011, dan groeiden 22.000 kin-deren op in een minimahuishouden, waarvan 18.000 kinderen met een migratieachtergrond (82%). Uitgesplitst naar herkomst, valt op dat van alle Marokkaans-Nederlandse kinderen 53% opgroeit in een minimahuishouden, bij Antilliaans-Nederlandse kinderen is dat 42%, bij Turks-Nederlandse kinderen 33%, bij Surinaams-Nederlandse kinderen 20% en bij kinderen met een Nederlandse ach-tergrond groeit 9% op in een minimahuishouden. Over alle kinderen gemiddeld genomen, groeit 21% op in een minimahuishouden.

Minimahuishoudens in Amsterdam
De trend die in Den Haag zichtbaar is, is ook te zien in Amsterdam. Ook in Amsterdam zijn de huis-houdens met een maximaal inkomen tot 120% WSM [^1]:(In Amsterdam zijn geen cijfers beschikbaar over minimahuishoudens met een maximaal inkomen tot 110% WSM. Andersom zijn er in Den Haag geen cijfers beschikbaar over minimahuishoudens met een maximaal inko-men tot 120% WSM.) oververtegenwoordigd door inwoners met een niet-westerse achtergrond (55%). Van alle minimahuishoudens in Amsterdam, heeft 1,9% een Antilliaanse achtergrond. Dit staat ongeveer gelijk aan hun aandeel in de Amsterdamse bevolking (1,5%). Van de andere inwoners met een niet-westerse achtergrond, is het aandeel in de minima-huishoudens hoger dan je op basis van hun aandeel in de Amsterdamse bevolking zou mogen ver-wachten.

Wanneer gekeken wordt naar de armoedekans (het aandeel van een bepaalde herkomstgroep dat leeft in een huishouden tot maximaal 120% WSM, ten opzichte van die hele herkomstgroep) hebben Marokkaanse-Nederlanders (34%), Turkse-Nederlanders (32%) en inwoners met een overige niet-westerse achtergrond (36%) de grootste kans om in armoede te leven. Van de Antilliaanse-Nederlanders in Amsterdam leeft 28% in een huishouden tot maximaal 120% WSM.

Mogelijke verklaringen
Het verschil in werkloosheidscijfers van Antillianen ten opzichte van autochtonen kan voor een deel verklaard worden doordat ze een lager opleidingsniveau hebben (Andriessen (2007Andriessen, Dagevos, I. 2007. Discriminatiemonitor Niet-Westerse Allochtone Op de Arbeidsmarkt 2007. Den Haag/Rotterdam: Sociaal en Cultureel Planbureau, Art. 1.)]. Ook een onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal kan bijdragen aan een slechtere positie op de arbeidsmarkt (Meeng, 2008). Daarnaast kan discriminatie ook een rol spelen. Zo geeft 19% van de niet-werkenden met een Antilliaanse achtergrond aan dat discriminatie de belangrijkste reden is waarom zij een minder goede kans hebben op een baan dan een inwoner met een Nederlandse achtergrond die dezelfde opleiding en werkervaring heeft (zie Andriessen, 2007).

Het relatief hoog aantal uitkeringsgerechtigden onder Antilliaanse-Nederlanders hangt dan ook weer samen met de hoge werkloosheidscijfers onder Antilliaanse-Nederlanders. Daarnaast heb-ben alleenstaanden ook vaker recht op een uitkering dan mensen die een huishouden delen met andere volwassenen. Voor de Antilliaanse-Nederlanders is dit een belangrijke verklaring voor het verschil in uitkering in vergelijking met inwoners met een Nederlandse achtergrond (Huijnk 2013Huijnk, Gijsberts, W. 2013. “Jaarrapport Integratie.” In, 35–63.). Immers, onder Antilliaanse-Nederlanders zijn relatief veel éénoudergezinnen, zoals blijkt uit Hoofdstuk 2.

Zorggebruik algemeen

Zorggebruik onder Haagse inwoners
Uit literatuur blijkt dat het aanbod en de werkwijze binnen de Nederlandse gezondheidszorg niet altijd goed aansluit op de behoeften van mensen met een migratieachtergrond. In Den Haag is daarom in 2016 een onderzoek uitgevoerd door het Verwey-Jonker Instituut naar het gebruik van verschillende vormen van zorg onder de Haagse inwoners (Hamdi 2017Hamdi, Kocak, A. 2017. Match Tussen Zorgaanbod En Zorgvraag van Hagenaars Met Een Migratieachtegrond. Verkenning van Bereik En Aansluiting van de Gezondheidszorg in Den Haag. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.). In het onderzoek, uitgevoerd door Hamdi et al. (2017), is een verschil zichtbaar tussen het gebruik van huisartsen- en ziekenhuiszorg enerzijds, en de thuiszorg, GGZ en ouderenzorg ander-zijds.

Oververtegenwoordiging
Huisartsenzorg Van de Haagse inwoners met een Antilliaanse achtergrond heeft 83% in het afgelopen jaar de huisarts minimaal 1 keer bezocht. Hiermee zijn zij samen met inwoners met een Marokkaanse achtergrond de hoogste gebruikers van huisartsenzorg. Bij inwoners met een Turkse en Surinaamse achtergrond ligt dit op 80%. Bij inwoners met een Nederlandse achtergrond heeft 77% de huisarts minimaal 1 keer in het afgelopen jaar bezocht.
Ziekenhuiszorg Over het gebruik van ziekenhuiszorg zijn geen specifieke cijfers beschik-baar, maar ook hier is het beeld dat inwoners met een migratieachtergrond vaker contact hebben met het ziekenhuis.

Ondervertegenwoordiging
Van zowel ouderenzorg, thuiszorg als GGZ zijn ook geen specifieke cijfers beschikbaar, maar is het beeld dat Haagse inwoners met een migratieachtergrond deze vormen van zorg moeilijk weten te vinden.

Mogelijke verklaringen
Inwoners met een Antilliaanse achtergrond weten bij lichamelijke klachten de weg naar de zorg (huisarts of ziekenhuis) goed te vinden. Wanneer er echter sprake is van niet-lichamelijke klachten, maar meer van ondersteuning (zoals bij ouderenzorg of thuiszorg) of psychische klachten (GGZ) weten zij de weg naar hulp minder goed te vinden.

Verklaringen die worden gegeven voor de ondervertegenwoordiging van Antilliaanse-Nederlanders in de ouderenzorg, thuiszorg en GGZ zijn: - schaamte/taboe (GGZ); - eerst een band willen opbouwen voordat ze het achterste van hun tong laten zien (GGZ); - gebrek aan kennis van het zorgsysteem, waardoor ze niet weten waar ze gebruik van kun-nen maken; - taalbarrière, waardoor ze niet altijd weten waar ze gebruik van kunnen maken (Thuiszorg); - zorg wordt ook vaak binnen familie geregeld (Ouderenzorg).(zie Hamdi et al., 2017).

Zorggebruik jeugd

Gebruik jeugdhulp In 2016 maakte 13.2% van de jongeren in Den Haag gebruik van Jeugdhulp (zie figuur xx). Gelet op de achtergrond van jongeren die gebruik maken van Jeugdhulp, valt op dat het gebruik van jeugd-hulp bij Antilliaans-Nederlandse jongeren twee keer hoger is dan gemiddeld (31% ten opzichte van 15% gemiddeld). Ook bij de inwoners met een Surinaamse achtergrond is het gebruik van jeugd-hulp relatief hoog (19%). Marokkaans-Nederlandse en Turks-Nederlandse jongeren maken daar-entegen relatief weer minder dan gemiddeld gebruik van jeugdhulp. Deze jongeren zijn echter, samen met de Antilliaans-Nederlandse jongeren, wel oververtegenwoordigd in de jeugdreclasse-ring. Dit beeld is zichtbaar in alle G4-steden.

Jeugdhulp door wijk- en buurtteams In 2016 heeft 8% van de Haagse jeugd, hulp ontvangen via een wijk- of buurtteam. Relatief veel Antilliaans-Nederlandse jongeren maken gebruik van de wijk- of buurtteams (21%). Ook de Suri-naams-Nederlandse jongeren (11%) en Marokkaans-Nederlandse jongeren (9%) maken relatief veel gebruik van de wijk- en buurtteams.
Jeugdreclassering In 2016 had 0,8% van de jongeren in Den Haag een maatregel jeugdreclassering. Dit betrof relatief veel jongeren met een Antilliaanse (2,0%) en Marokkaanse achtergrond (1,8%). Ook Amsterdam en Rotterdam hadden relatief veel jongeren met een Antilliaanse achtergrond die te maken had-den met de Jeugdreclassering. Op de tweede plaats gevolgd door jongeren met een Surinaamse achtergrond. Utrecht geeft een ander beeld. Antilliaans- en Surinaams-Nederlandse jongeren zijn juist ondervertegenwoordigd.

Mogelijke verklaringen
Factoren die verklaren waarom Antilliaans-Nederlandse jongeren meer dan gemiddeld gebruik maken van verschillende vormen van jeugdhulp, kunnen zowel gevonden worden op het niveau van de jongere zelf als op gezinsniveau.

Niveau van de jongere
Antilliaans-Nederlandse jongeren hebben relatief vaak emotionele problemen of gedragsproble-men. Tevens hebben ze vaker last van hyperactiviteit en een aandachtstekort en is er vaker sprake van problemen met leeftijdsgenoten. Daarnaast is hun opleidingsniveau gemiddeld lager en komt voortijdig schooluitval vaker voor. Ten slotte worden jongeren met een Antilliaanse achtergrond vaker verdacht van een delict, waardoor ze vaker met de jeugdreclassering te maken hebben.

Gezinsniveau
Op het niveau van het gezin spelen factoren zoals éénoudergezinnen en werkloos-heid/uitkeringsgezinnen mee. Daarnaast hebben ouders met een Antilliaanse achtergrond relatief vaak een negatieve beleving van hun eigen opvoedingscompetentie en is er in deze gezinnen rela-tief vaak sprake van opvoed- en opgroeiproblemen.

Al deze factoren samen verklaren het relatief hoge gebruik van de verschillende vormen van jeugdzorg (Gilsing et al., 2015).

Gezondheid

Gezondheid Haagse inwoners
Uit de Haagse Integratiemonitor (De Gruijter 2014De Gruijter, Gilsing, M. 2014. Haagse Integrateiemonitor. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.) blijkt dat er verschil is in de mate van gezondheid tussen inwoners met een migratieachtergrond en inwoners zonder een migratie-achtergrond. Inwoners met een migratieachtergrond hebben meer dan gemiddeld matig of ernstig overgewicht en lopen meer dan gemiddeld kans op het ontwikkelen van een angststoornis of een depressie. Daarnaast ervaren zij hun gezondheid minder dan gemiddeld als goed of uitstekend.

Antilliaans-Nederlandse inwoners
Ruim driekwart van de inwoners met een Antilliaanse achtergrond hebben matig of ernstig over-gewicht. Dit is het hoogste percentage van alle inwoners in Den Haag. Ruim een vijfde (22,8%) heeft ook kans op een angststoornis en depressie. Alleen inwoners met een Turkse achtergrond hebben een hoger percentage (25,6%). Ten slotte scoren inwoners met een Antilliaanse achtergrond ten opzichte van alle inwoners met een migratieachtergrond, gemiddeld op de vraag of ze hun gezondheid als goed/uitstekend erva-ren (65,8% antwoordt met ja).

Mogelijke verklaringen
Als verklaring van de hogere percentages overgewicht bij Antilliaanse-Nederlanders wordt aange-geven dat dit samenhangt met bepaalde ongezonde voedingsgewoonten en het feit dat ze minder bewegen (??? Wijk2010).

Voedingsgewoonten
Uit onderzoek van Vermeeren e.a. (2007) komt naar voren dat op de Caraïben nauwelijks dierlijke melkproducten worden gegeten (ook vanwege een lactose-intolerantie), en dat er in plaats van dierlijke melkproducten meer kokosmelk wordt gebruikt (Vermeeren 2007Vermeeren, S. 2007. Lichaamsidealen En Leefstijl Onder Obese Antilliaanse Vrouwen in Nederland. Afstudeerscriptie. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.). Daarnaast zijn ze afhankelijk van wat er qua eten verbouwd kan worden (vanwege het droge klimaat) en zijn ze voor veel groente- en fruitsoorten afhankelijk van import waardoor deze niet veel gegeten worden. Wel wordt er veel graan en maïs verbouwd. Deze producten zijn echter zelden volkoren en worden vaak verwerkt tot pap en pasteitjes, die vettig zijn. Daar staat tegenover dat er wel veel vis in plaats van vlees gege-ten. Echter, de bereiding van eten gebeurt ook vaak met kokosolie, in plaats van margarine of olijfolie, wat vetter is.

Bewegen
Uit eerder onderzoek blijkt dat 37% van de vrouwen met een Antilliaanse achtergrond sporten, tegenover 56% van de vrouwen met een Nederlandse achtergrond (Breedveld & Thiessen-Raaphorst, 2006). Dit kan volgens Breedveld & Thiessen-Raaphorst (2006) verklaard worden door-dat er op de Antillen in mindere mate sprake is van een sportcultuur. Andere belemmerende facto-ren voor deelname aan sportverenigingen blijken van financiële, culturele en sociale aard, waaron-der abonnementskosten en discriminatie (zie Vermeeren, 2007).

Angst en depressie De verhoogde kans op angst en depressie onder niet alleen Antilliaanse-Nederlanders maar onder vrijwel alle inwoners met een niet-westerse achtergrond hangt samen met hun positie in de maat-schappij. Zo geeft Selten et al. (2012) aan in hun studie naar de behandeling van stemmingsstoor-nissen onder migranten aan dat met name de stressvolle positie van niet-westerse migranten in de Nederlandse samenleving negatieve consequenties heeft op hun mentale gezondheid.

Criminaliteit

Verdachten van een delict
De oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse en Antilliaans-Nederlandse inwoners is hoog. Dit zien we niet alleen in de Haagse cijfers, maar ook in de landelijke cijfers. Van alle Antilli-aanse-Nederlanders in Den Haag is 6,3% verdacht (geweest) van criminaliteit, terwijl van alle inwo-ners uit Den Haag in totaal 2,2% verdacht is (geweest) van criminaliteit. In Rotterdam ligt dit percen-tage iets hoger: van alle Antilliaanse-Nederlanders is 7,3% verdacht (geweest), terwijl het in Am-sterdam weer iets lager ligt (4,1%). In Nederland als geheel liggen deze percentages op 6,1% voor alle Antilliaanse-Nederlanders en op 1,7% voor alle inwoners met een Nederlandse achtergrond in totaal.

Oudere verdachten
Tevens valt op dat in Den Haag onder Antilliaans-Nederlandse verdachten relatief vaak oudere ver-dachten voorkomen (45-64 jaar). Bovendien zijn het relatief veel ‘veelplegers’ (22% is veelpleger t.o.v. 17% als gemiddelde) en weinig beginners (8% t.o.v. 40% als gemiddelde). Het type delict dat wordt gepleegd door inwoners met een Antilliaanse achtergrond is met name vermogensdelicten.

Oververtegenwoordiging Verdachten van een delict hebben vaker dan op grond van hun aandeel in de bevolking verwacht mag worden, een niet-westerse achtergrond. Van alle verdachten in Nederland is 3,7% van Antilli-aanse afkomst, terwijl hun aandeel in de Nederlandse bevolking slechts 0,9% bedraagt.

Mogelijke verklaringen Trees Pels beschrijft in “Het kennisfundament t.b.v. de aanpak van criminele Marokkaanse jonge-ren” uitgebreid specifieke risicofactoren bij Antilliaanse jongeren, waardoor zij vaker in de criminali-teit voorkomen dan andere groepen (Pels, 2008). Pels behandelt de risicofactoren op vier niveaus: de jongere zelf, het gezin, de peergroup en de omgeving.

Op het niveau van de jongere wordt de beperkte Nederlandse taal, gebrekkig sociaal net-werk, gebrek aan sociale binding met de Nederlandse samenleving (gerelateerd aan migratiege-schiedenis), geen conventionele normen en waarden (uitstralen van materiële rijkdom), weinig onder de indruk van Nederlandse straffen en kwetsbaarder door wensstatus te tonen, maar een lage sociale status en negatieve bejegening door de samenleving genoemd.

Op gezinsniveau wordt genoemd: de relatief veel éénoudergezinnen en tienermoeder-schap, sekse-specifieke opvoeding, opvoedingsonzekerheid, haperende interactie met de jeugd-zorg en een pedagogisch eenzijdige benadering (autoritair, eenzijdig met accent op sturing, weinig persoonlijke aandacht, eenrichtingsverkeer in communicatie). Daarnaast geldt ook voor het ge-zinsniveau de beperkingen in de Nederlandse taalvaardigheid en het sociale netwerk en het ont-breken van conventionele normen en waarden (het uitstralen van materiële rijkdom).

Op het niveau van de peergroup komen de volgende risicofactoren naar voren: de grote in-vloed van de peergroup (onderlinge afhankelijkheid, groepsdruk, collectieve behoeftebevredi-ging), het weinig contact met andere etnische jongeren, de groepsdynamiek en de straatcultuur (geen conventionele normen en waarden, maar waardering en status door delinquent gedrag).

Ten slotte wordt op het niveau van de omgeving de ambivalente relatie met Nederland, risico’s van het leven in concentratiewijken, de zwakke pedagogische infrastructuur, een beperkt ondersteunend netwerk, gebrek aan interculturele competenties bij instituties en de onvoldoende mogelijkheden en methodieken van instituties om deze gezinnen goed te bereiken en helpen, genoemd.

Conclusies

Het geheel overziende valt het op dat relatief veel Haagse bewoners met een Antilliaanse achter-grond kampen met maatschappelijke problemen. Op een aantal gebieden zijn het zorgwekkende cijfers.

Wat het onderwijs betreft zien wij dat het deel dat een laag opleidingsniveau heeft, vergeleken met andere groepen met een migratieachtergrond kleiner is. Het is in Den Haag gelijk aan het ge-middelde. Vergeleken met het landelijk beeld zijn er minder laagopgeleiden en meer hoogopgelei-de inwoners met een Antilliaanse achtergrond in Den Haag. Hier liggen de zorgen dus niet. Maar wat voortijdig schooluitval betreft zijn de cijfers wel verontrustend.

Het aandeel uitkeringsgerechtigden in de leeftijdscategorie 15-64 jaar is onder Antilliaans-Nederlandse inwoners erg hoog. Samen met Marokkaanse Nederlanders het hoogste. Onder de jongere inwoners (15-24 jaar) in Den Haag is gemiddeld 2,3% uitkeringsgerechtigd. Bij Antilliaans-Nederlandse inwoners ligt dit op 4,2%. Kijken we naar andere leeftijden zijn de verschillen nog gro-ter. In de groep 55-64 jaar is het met 26,3% veel hoger dan het gemiddelde van 9,8% in die leef-tijdsgroep.

Landelijk gezien was het percentage kinderen dat in armoede opgroeit onder Antilliaans-Nederlandse kinderen het hoogst van alle migrantengroepen. In Den Haag is het ook zorgwekkend, maar is de armoede onder Marokkaans-Nederlandse gezinnen met 53% nog hoger. Van de Antilli-aans-Nederlandse kinderen groeit 42% op in een minimahuishouden. Bij kinderen met een Neder-landse achtergrond is dat 9%.

Opvallend qua gezondheid is een hoog percentage van de bewoners met een Antilliaanse achter-grond heeft last van overgewicht en het relatief vaak voorkomen van GGz problemen.

Verder valt op dat er onder deze groep relatief veel tienermoeders zijn en gezins- opvoedingsproblematiek* veel voorkomt. Het gebruik van jeugdzorg** is enorm hoog, ook veel hoger dan bij andere migrantengroepen. Uit de literatuur blijkt dat er onder alle migrantengroepen, ook onder Antilli-aanse Nederlanders drempels worden ervaren om zelf naar de jeugdzorg te gaan. Des te opvallen-der is het hoge gebruik. Landelijk gezien is dat overigens vergelijkbaar. In de literatuur komt naar voren dat het gebruik hoog is, maar het vroegtijdig bereik en de aansluiting bij de behoefte van de gezinnen niet altijd optimaal is.

De oververtegenwoordiging van Antilliaans-Nederlandse inwoners in de criminaliteit is hoog. Dit zien we niet alleen in de Haagse cijfers, maar ook in de landelijke cijfers. Van alle Antilliaanse-Nederlanders in Den Haag was 6,3% verdacht van criminaliteit, terwijl van alle inwoners uit Den Haag in totaal 2,2% verdacht werd van criminaliteit. Dit is vergelijkbaar met Nederland als geheel. Hier liggen deze percentages op 6,1% voor alle Antilliaanse-Nederlanders en op 1,7% voor alle in-woners met een Nederlandse achtergrond in totaal. Het valt op dat in Den Haag onder Antilliaans-Nederlandse verdachten relatief vaak oudere verdachten voorkomen (45-64 jaar). Bovendien zijn het relatief veel ‘veelplegers’ (22% is veelpleger t.o.v. 17% als gemiddelde) en weinig beginners (8% t.o.v. 40% als gemiddelde). Het type delict dat wordt gepleegd door inwoners met een Antilli-aanse achtergrond is met name vermogensdelicten. In de jeugdreclassering is het percentage relatief hoog. Hoger dan andere groepen met een migratieachtergrond. In 2016 had 0,8% van alle jongeren in Den Haag een maatregel jeugdreclassering. Onder jongeren met een Antilliaanse ach-tergrond was dat 2,0%. Met een Marokkaanse achtergrond was het 1,8%. Ook in Amsterdam en Rotterdam hadden relatief veel jongeren met een Antilliaanse achtergrond die te maken met de Jeugdreclassering.

Bovenstaande geeft aan dat een relatief groot deel van de inwoners met een Antilliaanse achter-grond in Den Haag kampt met problemen. Het verdient aanbeveling om samen met vertegen-woordigers van deze groep te zoeken naar gerichte oplossingen die goed aansluiten bij deze groep. Preventie lijkt vooral nodig op het gebied van armoedebestrijding, opvoedingsondersteuning, het voorkomen van uitval en een criminele loopbaan.